vrijdag, december 30, 2011

Roland, Rouland, Roeland, Roelant, Rolland, Rollandi, Rowland

Van mijn meisjesnaam is vrij makkelijk een kwartierstaat te maken. Je hoeft er niet voor naar een archief, je kunt er op internet induiken en terug tot 1 generatie voor 1810. Boeren, boerinnen, boerenknechten en boerenmeiden, dan houdt de lijst met beroepen wel zo'n beetje op. Geboren in Salland met af en toe wat import van de Veluwe. Saksische eigenheimers. Waar mijn donkere haar en zuidelijke karakter dan vanaf stammen blijft een raadsel. Wellicht zit dat al in de genen voor 1810, maar een andere mogelijkheid is natuurlijk dat de genen niet van een officiële voorouder afstammen. Ik ga nog wel eens in het archief in Zwolle spitten naar voorouders uit doopboeken en kerkregisters van huwelijken, maar ik denk eigenlijk dat ik daar ook geen verklaring zal vinden.

De Kerk in Mastenbroek waar ik gedoopt ben.
Maar van mijn ‘huwelijksnaam’ is een heel andere kwartierstaat te maken. Hier en daar zitten er flinke gaten in. Het is lastig zoeken in voorouders die geëmigreerd en geremigreerd zijn naar Indië en Zuid-Afrika. En het is nog lastiger om te zoeken naar voorouders die ongetrouwd kinderen kregen en in weeshuizen opgroeiden. Gelukkig is de tak voorouders die uit België kwam wel goed te vinden, al houdt het spoor weer op als de Belgen uit Frankrijk blijken te stammen. Hugenoten, dat is het familieverhaal wat rondgaat en dat klopt ook.


De andere rode draad in de familie van mijn man is werk aan de spoorweg. Een veelheid aan beroepen werd er uitgeoefend, op zich geen reden om veel te verhuizen, maar valt op dat dat wel vaak gebeurt. Van Brabant naar Zeeland, en waarom? Man werkt aan het spoor, vrouw komt uit Zeeland. De volgende generatie verhuist net zo makkelijk naar Haarlem of Amsterdam, en weer door dat spoor, al is het dan een ander beroep. Opzichter bij de aanleg, machinist, klerk. En er is een voorvader met 11 kinderen, waarvan de jongste 4 in Amsterdam geboren zijn. Hij was kruier bij het spoor. Dat zal ook geen vetpot geweest zijn met zoveel kinderen, en dat zie je terug in de dochters die allemaal jong dienstbode geworden zijn.

Maar voor mij het interessantst tussen al dat leuke uitzoekwerk is en blijft de rechtstreekse hugenotennaam van vader op zoon. Die dood leek te lopen in Maaseijk (zoals het toen in de registers nog gespeld werd), maar die ik nu toch weer gevonden heb. De eerste Roland in Nederland blijkt een jonge zoon uit een gezin met heel veel kinderen. Die voor 1810 geboren zijn en door verschillende predikanten in het doopregister gezet zijn. Of niet, zoals deze voorouder. En omdat er nog geen groen, wit of rood boekje was ging de schrijver zijn gang en schreef hij de naam zoals hij dacht dat het goed was.

Een groot deel van het verhaal in 1 plaatje.
Rouland, Rolland, Rollandi of Roland. En als je even doorzoekt bij broers en zussen kom je nog wat varianten tegen bij hun nakomelingen. En van moederskant werd de Elzasser naam Grimm ook op verschillende manieren geschreven in de kerkboeken, als Grim of Grijm. Die voor een groot deel nog in of rond Maaseik wonen trouwens, dat is dan weer wel grappig. Niet dat elke Roland familie is. We grappen wel eens dat wij van de kinderwagens, muziekinstrumenten en langeafstandsraketten zijn, maar de naam was bijzonder populair in Franstalige gebieden.

De dood van Roland, met olifantshoorn en zwaard Durandel.
De naam is al bekend uit het lied van Roelant, de ridder die bij een schermutseling met de Basken het leven liet. Hij was in dienst van Karel de Grote en hij was in het bezit van een olifantshoorn. Zijn zwaard, ongetwijfeld een kostbaar bezit, heette Durandel. Maar het verhaal moest natuurlijk mooier gemaakt worden dan het was, en dus werden de Basken vervangen door grote hordes Saracenen, en de ridder stierf biddend en met het gezicht naar Spanje gekeerd. Ja ja. In ieder geval was het lied waarschijnlijk al bekend toen de Normandiërs in 1066 de slag bij Hastings wonnen.

Niet alle Rolands, in welke spelvorm dan ook zijn familie. Anders hadden we natuurlijk allang aangeklopt bij onze nicht met de populaire kinderboekenserie. Maar het is wel een mooie naam met een fantastische geschiedenis.

zondag, december 25, 2011

Kerstkaart


zondag, december 18, 2011

Kerstmarkt Bremen

De Bremer stadsmuzikanten
De gebroeders Grimm - KHM 027

Een man had een ezel, die al jaren lang onverdroten de zakken naar de molen had gedragen maar wiens krachten nu begonnen af te nemen, zodat hij steeds ongeschikter voor zijn werk werd. Toen dacht zijn meester erover hem maar weg te doen om hem niet langer in de kost te hebben; maar de ezel kreeg in de gaten, dat de wind in de verkeerde hoek zat, smeerde “m en ging op weg naar Bremen. Daar, zo meende hij, kon hij wel stadsmuzikant worden.
Toen hij een poosje gelopen had, trof hij op de weg een jachthond aan die lag te hijgen als iemand die moe is van het harde lopen. “Wat lig jij daar zo te hijgen, Pak-aan,” vroeg de ezel. “Ach,” zei de hond, “omdat ik oud ben en met de dag zwakker word en ook op jacht niet goed meer mee kan komen, heeft mijn meester mij willen doodslaan en toen heb ik de benen genomen; maar waarmee kan ik nu mijn brood verdienen?” - “Weet je wat,” sprak de ezel, “ik ga naar Bremen om daar stadsmuzikant te worden, ga mee en kom ook bij de muziek. Ik speel op de luit en jij slaat op de pauken,” De hond vond dat best en zij trokken verder.

Het duurde niet lang of zij zagen een kat langs de weg zitten die een gezicht trok als drie dagen slecht weer. “Wat zit jou zo dwars, ouwe snorrenpoetser?” sprak de ezel. “Wie kan er nu vrolijk zijn als zijn leven op het spel staat?” antwoordde de kat. “Omdat ik een jaartje ouder word, mijn tanden stomp worden en ik liever achter de kachel zit te spinnen dan op muizen jacht ga, heeft mijn meesteres mij willen verdrinken; ik heb mij weliswaar nog uit de voeten kunnen maken, maar nu is goede raad duur: Waar moet ik heen?” - “Ga met ons mee naar Bremen, jij kunt ‘s nachts toch zo goed muziek maken? Nu, daar kun je stadsmuzikant worden.” De kat vond dat wel een goed idee en ging mee.

Daarop kwamen de drie voortvluchtigen langs een hofstede en daar zat op het hek de hofhaan te kraaien alsof zijn leven er vanaf hing. “Jij kraait dat het iemand door merg en been gaat,” sprak de ezel, “wat is er met jou aan de hand?” - “Nu heb ik mooi weer voorspeld,” sprak de haan, “omdat het vandaag Onze-Lieve-Vrouwedag is, de dag waarop zij het hemdje van het Christuskindje gewassen heeft en dat wil drogen; maar omdat er morgen voor de zondag gasten komen, heeft de vrouw des huizes toch geen erbarmen en zij heeft tegen de keukenmeid gezegd, dat zij mij morgen in de soep wil hebben en nu moet ik mij vanavond de kop laten afsnijden. Nu kraai ik uit volle borst zolang het nog kan.” - “Och kom, Roodkop,” zei de ezel, “trek liever met ons mee, wij gaan naar Bremen. Iets beters dan de dood kun je overal wel vinden. Je hebt een goede stem en als wij samen muziek maken dan zul je eens wat horen!” De haan vond dit een goed voorstel en met zijn vieren trokken zij verder.

Het verhaal van de Bremer Roland is ook mooi. Hier de wikipedia auf Deutsch
Zij konden echter de stad Bremen niet in één dag bereiken en kwamen ‘s avonds in een bos waar ze de nacht wilden doorbrengen. De ezel en de hond gingen onder een grote boom liggen, de kat en de haan zochten hun toevlucht in de takken, de haan echter vloog tot in de top, waar hij het veiligst zat. Voor hij ging slapen keek hij nog éénmaal in alle vier windrichtingen; toen dacht hij, dat hij in de verte een lichtje zag branden en hij riep tot zijn makkers, dat er niet ver weg een huis moest zijn, want er scheen licht. De ezel sprak: “Dan moeten wij ons maar op weg begeven om daar alsnog naar toe te gaan, want deze herberg hier is maar slecht.” De hond was van mening, dat een paar botten waar nog wat vlees aanzat hem ook niet onwelkom zouden zijn. En zo begaven zij zich op weg in de richting van het licht en zagen het al gauw helderder schijnen en groter worden tot zij bij een hel verlicht rovershuis kwamen.
En hier in het Nederlands.

De ezel, die de grootste was, ging naar het raam en keek naar binnen. “Wat zie je, Grauwtje?” vroeg de haan. “Wat ik zie?” antwoordde de ezel, “een gedekte tafel met heerlijk eten en drinken en er zitten rovers omheen, die het zich goed laten smaken.” -”Dat zou wel iets voor ons zijn,” sprak de haan. “Ja, ja, ach, zaten wij er maar!” zei de ezel. Toen beraadslaagden de dieren hoe zij het moesten aanleggen om de rovers eruit te jagen en eindelijk bedachten zij er wat op. De ezel moest met zijn voorpoten op het raamkozijn gaan staan, de hond op de rug van de ezel springen, de kat op de hond klimmen en tenslotte vloog de haan boven op de kop van de kat. Toen dat gebeurd was begonnen zij op een teken allen tegelijk hun muziek te maken: de ezel balkte, de hond blafte, de kat miauwde en de haan kraaide;” daarop stortten zij zich door het raam de kamer in, zodat de ruiten rinkelden.

De rovers vlogen bij het ontzettende geschreeuw overeind, dachten niet anders of er kwam een spook naar binnen en vluchtten in doodsangst het bos in. Nu gingen de vier makkers aan tafel zitten, namen de resten van de maaltijd voor Hef en aten alsof zij vier weken zouden moeten vasten. Toen de vier muzikanten klaar waren doofden zij het licht en ieder van hen zocht, al naar zijn aard, de gemakkelijkste slaapplaats uit.

De ezel ging op de mesthoop liggen, de hond achter de deur, de kat bij de haard dichtbij de warme as en de haan ging op de hanebalken zitten - en daar zij moe waren van hun lange tocht, sliepen zij dan ook weldra in. Toen het middernacht was geweest en de rovers vanuit de verte zagen, dat er geen licht meer brandde in het huis en alles rustig scheen te zijn, sprak de hoofdman: “Wij hadden ons toch niet zo de schrik op het lijf moeten laten jagen,” en hij beval een van de rovers naar het huis te gaan en de zaak te onderzoeken.

Degene, die erop uitgestuurd was vond alles in rust; hij liep de keuken in om licht te maken en aangezien hij de vurige ogen van de kat voor gloeiende kolen aanzag, hield hij er een zwavelstokje bij, opdat het vlam zou vatten. Maar de kat liet niet met zich spotten, sprong in zijn gezicht en blies en krabde hem. De man schrok geweldig en wilde door de achterdeur naar buiten hollen; maar de hond, die daar lag, sprong op en beet hem in zijn been; en toen hij over het erf langs de mesthoop rende, gaf de ezel hem nog een fikse trap met zijn achterpoot; de haan echter die door al het lawaai klaarwakker was geworden, riep vanaf zijn balk naar beneden. “Kukeleku!”

Toen liep de rover zo hard hij maar kon terug naar zijn hoofdman en sprak: “Oh, wee!, in het huis zit een afschuwelijke heks, die tegen mij blies en met haar lange vingers mijn gezicht kapot gekrabd heeft; en voor de deur staat een man met een mes, die mij in mijn been heeft gestoken en op het erf ligt een zwart monster, dat mij met een houten knuppel heeft afgeranseld; en boven op het dak, daar zit de rechter die riep: ‘Breng hier die schurk.’ Toen heb ik gemaakt, dat ik wegkwam.”

Vanaf dat ogenblik durfden de rovers het huis niet meer in, de vier Bremer muzikanten beviel het er echter zo goed, dat zij er niet meer uit wilden. En degene die dit het laatst verteld heeft, zijn mond is nog warm! EINDE

maandag, december 12, 2011

Nog niet geblogd in december

Tja, dus ik was hier niet meer geweest sinds 29 november. En dat terwijl er eigenlijk genoeg is om over te schrijven. Ik ben zelfs heel druk geweest, maar of ik dat allemaal hier neer wil zetten? Normaal schrijf ik over onze wandelingen en doe daar veel foto's bij. En wandelen doe ik wel, maar mooie plaatjes schieten zit er niet in met dit weer. Het is net alsof 3 maanden droogte in 1 maand ingehaald moeten worden. We zitten nu al boven het maandgemiddelde hier. Woonde ik nou maar in Limburg, want daar is het droog. Nou ja, nat is wel lekker voor de tuin. Die nog lang niet helemaal op winter gericht is trouwens. De clematis mag dan wel afsterven door de nachtvorst, maar de asperge is nog maar net geel.

Maar goed, wat heb ik nou allemaal gedaan en meegemaakt in december?

  • Kerstballen gebreid, 4 stuks. Om de juiste maat te ontdekken, want een boek vol patronen heb ik niet. Maar bij de 3e had ik de juiste verhouding tussen pennen, garen en piepschuimbal gevonden, dus bij de 4e heb ik een rendier ingebreid. Want er moest een Noors patroon in volgens mijn vader die vroeg of ik dat ook kon. En die niet rechtstreeks een gebreide kerstbal wou vragen maar ze wel krijgt. Allemaal, als de eerste probeersels ook gevuld zijn (iets te groot voor datzelfde balletje piepschuim, even verzinnen waarmee ik ze bij moet vullen.)
Kerstbal nummer 4 MET Noors patroon (al heb ik t zelf ontworpen)
  • Afgevallen en een mijlpaal bereikt (nee geen foto's en geen cijfers) Het moet maar genoeg zijn om mij op mijn woord te geloven en ik ga nog wel ff door, tot een volgende mijlpaal. Wie het wil zien komt me maar in het echt bekijken!
  • Kerstkaarten ontworpen, foto's besteld, alles geplakt, beschreven en  gefrankeerd (voorzover nodig, de buren krijgen ze zo in de bus)
Kerstkaarten staan klaar in de gang, links voor de buren, rechts voor de brievenbus. Ik heb de namen en adressen maar even onherkenbaar gemaakt. Elektronische kerstkaart volgt.
  •  Hard gewerkt aan een kado voor jarige schoonzus en dat prompt vergeten mee te nemen naar dat feestje
Klaar om dichtgeplakt, geadresseerd en verzonden te worden. Afbeelding volgt. Ik zal maar even een mailtje meesturen met tekst en uitleg.

  • Oh ja, ook hard gerend naar bovengenoemd feestje, dat niet voor haar was eigenlijk, noch voor jarige nicht, maar voor jarige broer die 50! werd.






  • En nou ik toch weer aan het breien was op sokkennaalden ben ik maar eens begonnen om een mouw voor mezelf te breien. Alleen een mouw ja. Als ik achter de pc zit krijg ik de volle tocht uit de keuken op mijn rechterzij. En dat gaat via de muisarm zo omhoog. Die arm is altijd koud, terwijl de rest van mij best behaaglijk zit. Dus brei ik een losse mouw, met alleen een gat voor mijn duim, zodat mijn vingers vrij zijn. Eens kijken of dat werkt.
  • Een pakje voor een baby gebreid die 25 december verwacht wordt. En voor wie het zich afvraagt: het wordt een meisje.
  • Tari is zwaar bejaard en heeft flink veel extra aandacht nodig. Ze is sommige dagen nog wel fief, maar op andere dagen ligt ze alleen apatisch voor zich uit te staren en is ze echt ziek. Dus zetten we een paar keer per dag een schoteltje vis of kattenmelk voor haar neus, en borstelen we haar vaak. Ze kan het gewoon zelf niet meer. Af en toe is zelfs lopen en een ander kussentje zoeken teveel moeite.
  • Succesvol sollesidingesen.
  • Van hot naar her rennen
  • En nog veel veel meer, maar nou staan er al wel weer genoeg dingen in dit blog.