zaterdag, mei 30, 2009

Een Majeboom*

Door P.C. Hooft

Aan de Joffren* Anne en Tesselschae Roemer Visschers gesonden naer* haar vertreck vanden huijse te Muiden, in 't jaer 1621, spreekt

Orpheus* met sijn stem en vinger

Maeckte eertijdts den* boomen voeten,
Datse* bij gekroonde* stoeten
Liepen nae* den soeten singer.
Ist dan vreemdt, dat ick verslinger
Op uw speelen,
Op uw queelen,
En loop achter aen uw keelen?
Ick, die ben van 't selve volck?
En was hij* der goden tolck,

Ghij syt speelnoots* van godinnen.
En indien Thalia'* haer sinnen
Eens tot trouwen zet, sult ghij
Elleck sitten aen een zij.

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
* = Meiboom: groene boom of tak rond 1 mei versierd voor iemands huis geplant (vooral van een geliefde) als eerbetoon.
* = Joffren: juffrouwen
* = naer: na
* = Orpheus: kreeg door zijn muziek ook toegang tot het dodenrijk om er zijn vrouw Euridice uit mee te voeren.
* = den: aan den
* = Datse: zodat ze
* = gekroonde: feestelijke
* = Liepen nae: volgden
* = hij: bedoeld is Orpheus, zie hierboven
* = speelnoots: vriendinnen
* = Thalia: een der drie gratien, godinnen van bekoring, vreugde en feestelijkheid

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Laat hier uw bericht achter, maar hou het vrolijk.